Als u vragen heeft over of commentaar op de informatie van deze site, neem dan a.u.b. contact met ons op. We horen graag van u.
Amsterdam als vestigingsplaats heeft bij onze naamgenoten niet zo in de belangstelling gestaan: de hieronder behandelde stam duikt begin 18e eeuw in deze stad op en is van de vijf gevonden stammen de enige die tot in deze tijd doorloopt. Van de andere vier komen er twee vanaf het eind van de 17e eeuw voor, de andere start halverwege de 18e eeuw. Over Cornelis, III en Jacob, IV valt op te merken, dat ze lepra hadden, ze, waren melaats, hadden huidvraat, een besmettelijke huidziekte, woonden afgezonderd van hun gezin “in de laserustuin”. Nog meer tragiek: Jan Dirk VIIb/nr 5 werd, oud 28 jaar, in 1904 door een Adjeher doodgestoken.
Ik zal 15 jaar geweest zijn, toen ik interesse kreeg in de afstamming van onze familie, afkomstig uit Maurik in de Betuwe, veronderstelde ik. In eerste instantie leidde het spoor naar Delft, waar grootvader Hendricus geboren werd. Daar verzamelde ik op het Gemeentearchief aanvankelijk alleen de gegevens van de rechte lijn, maar later toch alle naamgenoten: ik wilde gezinnen samenstellen en niet alleen een stamreeks. Na een aantal generaties kon ik in Delft niet verder terug in de tijd komen, de interesse zakte af en ik berustte er in, althans voorlopig.
Op jonge leeftijd was ik lid geworden van de Nederlandse Genealogische Vereniging. In het blad van de vereniging, Gens Nostra, heb ik in 1956 mijn probleem in de vragenrubriek naar voren gebracht. Een tip van een mede-onderzoeker voerde mij naar Lienden in de Betuwe, ten oosten van Maurik. Ik was dus warm. In de buurtschap Aalst vond ik mijn voorgeslacht.
Intussen was ik ook verder gekomen met het 19e-eeuwse nageslacht van overgrootvader Willem Hendrikus, die als enige zoon de lijn had voortgezet. Dat was dan de stand van zaken toen ik in maart 1963 aan alle adressen van familieleden die ik had kunnen vinden, een onvolledige stamboom van acht kantjes folio heb gestuurd, met het verzoek om aanvulling. Niet alle familieleden waren helaas bereid waren hun gegevens te verstrekken.
De verbinding Aalst/Lienden – Maurik kon ik pas in 1969 leggen. In Maurik heetten de voorouders natuurlijk geen Van Maurik. De al jaren als stamvader gedoodverfde Jan was in het stamdorp als Jan Claassen gedoopt (die gelukkig niet met Katrijn getrouwd was). Later volgden nog enige generaties. De wisseling “au” naar “ou” kwam pas in de 18e eeuw tot stand, nadat naamgenoten naar het westen waren verhuisd. Daar klonk Van Maurik anders, boerser, dan Van Mourik!
Gegevens die ik in 1963 niet heb ontvangen, heb ik gedeeltelijk uit andere bronnen verzameld, onder andere uit de persoonskaarten van overledenen die van 1939 af bij het Centraal Bureau voor Genealogie berusten en uit familiedrukwerk. Toch zijn er in diverse takken soms weinig recente gegevens.
Uiteraard heb ik ook directe familieleden benaderd. Naar mij nu blijkt, heb ik te weinig geïnformeerd en had ik moeten doorvragen. Gelukkig heb ik foto’s, die anders wis en zeker verloren zouden zijn gegaan, onder andere van mijn overgrootouders. Van de kant van Morel ontbreken die: van tante Jo heb ik gehoord dat Oma zelf alle familiefoto’s verscheurd heeft: “Als ik het niet doe, doen de kinderen het”. Jammer!
Men kan zich afvragen, waarom ik nu pas, na zoveel jaren, alles wat ik over mijn geslacht weet, samenvoeg. Drukke werkzaamheden, ook in de privésfeer, hebben lange tijd verhinderd de gegevens ordelijk en zo compleet mogelijk weer te geven. Nu mijn toekomst krimpt en mijn verleden steeds groter wordt, is het hoog tijd een volledig overzicht van het eigen geslacht te geven, helaas niet in de vorm van een boek, waarvoor ik de belangstelling miniem inschat, maar uitsluitend voor mijn eigen genoegen en voor wie er verder interesse heeft. Het voordeel is, dat ik bij de directe familie een persoonlijke opvatting heb kunnen weergeven, zonder gehinderd te worden aan de gedachte van verongelijkte familieleden.
18 februari 2007 Willem Hendrik Morel van Mourik .